Nog iemand een Europese aanbeveling?

Opinie

Nog iemand een Europese aanbeveling?

Nog iemand een Europese aanbeveling?
Nog iemand een Europese aanbeveling?

Het is ontroerend vast te stellen hoeveel belang Europa plots heeft in de Belgische politiek. Een beetje nauwkeurige lezing van de fameuze aanbevelingen, levert een genuanceerder beeld op dan liberalen en Vlaamsnationalisten verkondigen. Plus: de Europese beslissers houden zich niet aan hun eigen doelstellingen.

De Europese vlag wappert boven Brussel. Dat is in elk geval het gevoel dat je krijgt nu partijen en pundits keer op keer verklaren dat de Belgische begroting voor 2012 opgesteld moet worden met de Europese aanbevelingen als absolute minimumvoorwaarden. De Europese Raad leverde afgelopen zomer inderdaad zes aanbevelingen af aan de Belgische overheden, met een grote nadruk op het terugdringen van het begrotingstekort, het hervormen van arbeidsmarkt en het verminderen van de belasting op arbeid.

Wat de voorstanders van Europese gehoorzaamheid uit hun samenvattingen weglaten, is dat Europa vraagt de aanpassingen in verband met werkloosheidsvergoedingen en de indexering van inkomens ‘in overleg met de sociale partners en in overeenstemming met de nationale praktijk’ te doen. Ook de suggestie om de vermindering van de lasten op arbeid te compenseren met meer belasting op consumptie of door het belastingsysteem milieuvriendelijker te maken, worden nauwelijks vermeld. En de oproep iets de doen aan de hoge belastingdruk op lage inkomens wordt in de regel afgekort tot ‘minder belastingen’, wat in de praktijk dreigt neer te komen op belastingverminderingen voor ondernemers en hogere inkomens.

Tweemaal eenzijdig

De selectiviteit waarmee de Europese aanbevelingen gehanteerd worden als binnenlands politiek breekijzer, is veelzeggend. Europa wordt bovengehaald om in te gaan tegen de belangen van de meerderheid van de kiezers. Dat het kortetermijnbelang van een kleine groep beslissers of partijen op lange termijn de geloofwaardigheid van het Europese project ondermijnt, lijkt men er goedgemutst bij te nemen.

De eenzijdige lezing van wat Europa vraagt of oplegt, komt bovenop een reeds onaanvaardbare selectiviteit in de huidige Europese aanbevelingen, die een karikatuur maken van de EU2020-doelstellingen. Het gezamenlijke streven naar innovatieve, duurzame en inclusieve groei wordt in die EU2020 voor elk land vertaald in concrete doelen. Het aantal jongeren dat de school verlaat zonder diploma moet tegen 2020 onder de tien procent liggen. Het huidige Belgische gemiddelde is 11,9 procent voortijdige schoolverlaters, maar in de Brusselse regio loopt dat op tot 24 procent.

België scoort ook ondermaats voor energie-efficiëntie en voor het aandeel hernieuwbare energie. Dat moet tegen 2020 ten minste 20 procent bedragen, maar met een startpositie van 3,3 procent in 2009 is de kans dat we de doelstelling halen nihil, zeker aan het huidige “groeitempo”. Een andere doelstelling uit de EU2020-afspraken is dat de tewerkstellingskloof tussen EU-burgers en inwoners van niet-EU-afkomst flink kleiner moet.

In 2009 bedroeg die kloof in de EU gemiddeld 10,5 procent, in België was dat 27,5 procent. Het zijn maar enkele voorbeelden van concrete afspraken die in Europees verband gemaakt zijn en waarvoor de Belgische overheden tekortschieten. Het feit dat de Raad daar niet meer naar verwijst in zijn fameuze aanbevelingen, toont overduidelijk welke kleur de Europese Unie vandaag heeft.

Europa opbouwen of afbreken?

De 94-jarige Franse diplomaat Stéphane Hessel, die in Brussel gelauwerd werd omwille van zijn bijdrage tot actief burgerschap met de pamfletten Neem het niet! en Engageer je!, zei daar in een recent gesprek over: ‘Ik stel jammer genoeg vast dat het Europa dat de voorbije decennia opgebouwd is, vooral een Europa van de handel is gebleven. En dat economische Europa wordt op zijn beurt gedomineerd door een slecht gereguleerde financiële sector. De huidige Europese Commissie is zeker niet de motor van de noodzakelijke politieke en sociale unie, maar de noodzaak daaraan is zo groot dat ze er toch moet komen.’ Hessel wou best nog wat geduld opbrengen om het Europese Huis verder op te bouwen, maar een steeds groter wordende groep Europeanen lijkt te denken dat hun enige redding ligt in de afbraak van het eenzijdige bouwwerk.

Hessel vreest dat uit het puin van de Europese constructie geen sociaal rechtvaardige staat zal verrijzen, maar de hergeboorte van een onverdraagzame en autoritaire staat. De eerste verantwoordelijkheid om dat onheilscenario voor de toekomst af te wenden, ligt vandaag bij de Europese leiders zelf. Maar een beetje verantwoord gedrag van de Belgische politici zou ook niet slecht zijn.